Fragment interview Guido
Franken
met Karst van der Meulen, 15
november 2006:
Hoe
kijkt u zelf naar uw producties als u deze nu terugziet?
Een
film maken is een soort geboorte; je loopt maandenlang rond met
plannen, moet die eerst op papier en later op film realiseren.
Bij iedere fase (script, planning, financiering, opname,
montage) moet je je oorspronkelijke idee aanpassen aan wat
haalbaar is / blijkt. Daardoor is iedere film enerzijds heel
dierbaar (je eigen kindje) en anderzijds nét niet helemaal wat
je wilde. In de volgende film ga je bewijzen dat het anders /
beter kan. Maar dat pakt altijd anders uit. Bij iedere film van
mij die ik terug zie herinner ik me het plezier van het maken en
de frustratie omdat de werkelijkheid weerbarstiger bleek dan
welke fantasie ook.
Is
er wat u betreft één film of serie die er echt bovenuit
springt in uw oeuvre?
Nee.
Geen enkele ouder wil kiezen tussen zijn kinderen. Mijn film- en
TV-produkties zijn me allemaal dierbaar, om verschillende
redenen. Vroeger zou ik geantwoord hebben: de film die ik nog ga
maken. Maar dat is nu wat vaag.
Afgelopen
week verscheen De
Zevensprong op
dvd. Kunt u iets meer vertellen over de geschiedenis die daaraan
vooraf ging?
De
Zevensprong is het eerste
resultaat van mijn samenwerking met de NCRV. Ruud Keers (toen
hoofd drama NCRV) had mijn films gezien en belde me om te praten
over samenwerking. Ik was toen druk bezig met De
Bende van Hiernaast, die bijna in opnamefase
was. Ik las in die tijd tientallen jeugdboeken per maand en gaf
Ruud Tonke Dragt’s boek De
Zevensprong, met de mededeling dat ik daar wel
een serie in zag. In eerste instantie ging al mijn tijd en
energie naar de verfilming en afwerking van De
Bende, zodat ik pas in januari 1981 (het
opnamejaar van De
Zevensprong) met het uitwerken van het script
kon beginnen. Al spoedig zag ik in dat ik het nooit zou redden
om het hele script af te hebben voordat de opnamen zouden
starten (april 1981). Bovendien speelt het verhaal vlak na de
zomervakantie, met alle bomen vol in blad. In april zijn alle
bomen nog kaal, dus begonnen we met de opnamen in het
Trappenhuis. Daartoe schreef ik eerst de afleveringen 7 t/m 13,
en schreef later (in de avonden en nachten van de opnamedagen)
de eerdere afleveringen.
De Zevensprong (1982)
Feitelijk
gezien bent u de eerste Nederlandse filmmaker die zich specifiek
toelegde op het maken van ‘jeugdfilms’. Was het moeilijk om
als ‘jeugdfilmmaker’ aan de slag te gaan nadat u afstudeerde
aan de Nederlandse Filmacademie?
Ik
heb mezelf nooit als “jeugdfilmmaker” beschouwd. Wel als
filmmaker die jeugd heel serieus neemt, waardoor ik films maakte
waarin kinderen en jongeren zich konden herkennen. Het meest
lastige was dat financiers / filmfondsen dachten dat films voor
jeugd wel goedkoper konden worden gemaakt dan films voor
volwassenen. In de praktijk is het bijna omgekeerd.
Is
dat ook de reden geweest dat u bijna elke film zelf produceerde?
Er
was (toen) geen producent te vinden die zijn nek wilde uitsteken
voor een jeugdfilm. De keuze om zelf producent te worden was
noodgedwongen. Het voordeel was dat ik zelf kon bepalen waaraan
het geld werd uitgegeven. Het nadeel was dat ik zelf moest
bepalen waaraan het geld werd uitgegeven. Als regisseur wil je
altijd het mooiste. Als producent wil je altijd het goedkoopste.
Als je beide petten op hebt, moet je dat conflict in jezelf
uitvechten.
Hoe
kwam u er eigenlijk bij om u toe te leggen op het maken van
jeugdfilms?
Op
de Nederlandse Film Academie was Anton Koolhaas docent
scenarioschrijven. Hij gaf vaak kleine opdrachten: werk een
conflict uit waarbij de hoofdpersonen… (etc). Ik koos dan vaak
kinderen als hoofdpersoon. Koolhaas stimuleerde dat en hielp me
dergelijke situaties beter uit te werken. Hij raadde mij aan om
hierin verder te gaan. Hij gaf me de ruimte om mijn eerste
(kinder)film Stoptrein
niet alleen te schrijven, maar ook te realiseren. (Die film
wordt in het kader van 50 jaar Nederlandse Film academie als een
van de 20 beste films ’s-avonds laat uitgezonden op 3 december
2006.)
U
maakt unieke films; films die tegelijkertijd tijdloos zijn
(zoals blijkt), maar ook een erg sterk tijdsbeeld neerzetten.
Hoe verklaart u zelf dat uw films ook nu nog erg populair zijn
onder de jeugd?
Ik
denk dat het belangrijkste kenmerk is van de films die Piet
Geelhoed en ik hebben geschreven, dat ze kinderen serieus nemen.
Er waren (ook toen) wel meer filmmakers die over kinderen
vertelden, maar vaak vanuit een volwassen point-of-view, terwijl
wij altijd kozen voor de positie van het kind. Daardoor ontstaan
situaties waarin emoties (angst, spanning, verdriet, blijdschap,
verrassing) heel herkenbaar zijn. Ik heb in zalen met honderden
(soms duizenden) kinderen in Moskou, Calcutta, Teheran en Miami
gezeten en heb ervaren dat al die kinderen uit al die
verschillende culturen met dezelfde emoties op mijn films
reageerden. Blijkbaar zijn die emoties tijdloos en ervaren
kinderen van 2006 hetzelfde.
De Bende van Hiernaast (1980)
Wie
was u grote voorbeeld als filmmaker? Heeft dit invloed gehad op
uw werk(wijze)?
Ik
heb tijdens mijn stageperiode in Engeland Roman Polanski goed
leren kennen; zijn werk heeft mij altijd erg heeft aangesproken.
Verder was er vooral een Scandinavische groep: Olle Hellbom (Pippi
Lankous, Rasmus
maar vooral: De Gebroeders
Leeuwenhart), Bille August (Buster’s
Verden, Pelle
Erobreren) en mijn vriend Lasse Hallström (o.a.
My life as a dog).
In Scandinavië werd jeugdfilm erg serieus genomen en van
overheidswege zwaar ondersteund. Dat heeft mij geholpen om in
Nederland meer van de grond te tillen.
Wat
was voor u de meest uitdagende productie om te maken?
Iedere
film waar ik aan begon bevatte elementen die afweken van alles
wat ik eerder had gedaan. Ik heb een keer een “uitdaging”
van Angela Groothuis gemaakt: binnen 24 uur een 30 minuten
documentaire schrijven, filmen en monteren over een gezin met
een kind met een (dodelijke) stofwisselingsziekte (Gewoon
heel oneerlijk). De
Legende van de Bokkerijders heb ik gemaakt als
voorstudie voor een project waarvan niet zeker is of het ooit
gemaakt wordt en helemaal niet of ik dat zal maken.
Zijn
er nog projecten geweest die u graag had willen realiseren, maar
waar het helaas nooit van gekomen is?
Er
zijn altijd plannen die nooit het stadium van realisatie
bereiken. Vaak is dat maar beter ook. Soms is het jammer. Zo
hebben Piet Geelhoed en ik een leuk script geschreven voor een
13-delige serie over een jeugdcircus. Dat had een erg leuke
serie kunnen worden; in het buitenland was er veel
belangstelling voor. Maar in Nederland was er geen omroep voor
te porren.
De Legende van de Bokkerijders (1994)
Ook
is De
Legende van de Bokkerijders op
dvd verschenen. Kunt u ook iets meer vertellen over (de
geschiedenis van) die productie?
Ik
wilde graag weten of het mogelijk was om een verhaal uit de 17e
eeuw met live-geluid op lokatie op te nemen in hedendaags
Nederland. Bovendien vond ik het een interessant thema, waarbij
ik de ruimte kreeg om het verhaal ingrijpend naar mijn eigen
ideeën aan te passen. Mede dankzij de samenwerking met een paar
crew- en castleden uit mijn eerdere producties is De
Legende van de Bokkerijders een mooi product
geworden. Ik bedoel de samenwerking met cameraman Fred Tammes
(veel van mijn films, o.a. De
Zevensprong, maar ook Dalzie
& Pascoe, The
Priest, Wives
and Daughters (BBC) etc), art director Hendrik
Jan Visser (ook De
Zevensprong en veel andere films), en Joost
Prinsen.
Hoe
komt het dat we na 1994 niks meer hebben mogen vernemen van de
filmmaker
Karst van der Meulen?
Heel
simpel: in 1988 leerde ik mijn huidige vrouw Lenie ‘t Hart
kennen. Na twee jaar heen en weer pendelen tussen Pieterburen en
mijn studio in Baarn koos ik voor het noorden. Van daaruit heb
ik nog een aantal projecten gerealiseerd. Maar toen ik De
Legende van de Bokkerijders draaide (met als
produktiebasis Vaals in Zuid-Limburg en een schema van zes
draaidagen per week) kon ik van maart tot november nooit naar
Pieterburen. Dat was niet leuk. Daarom heb ik tot nu toe alle
plannen / verzoeken afgewezen.
Heeft
u de filmwereld voorgoed gedag gezegd?
Never
say never …
Wat
vindt u van de jeugdfilms van tegenwoordig? (Pietje
Bell,
Kruimeltje,
maar ook Knetter,
Het
Paard van Sinterklaas,
etc.)
Er
is gelukkig ook in Nederland een aantal jeugdfilmmakers dat hun
publiek serieus neemt. Je merkt zelf wel waar men met
“lollige” scènes kinderpubliek probeert te paaien. Knetter
is een prachtige film.
|